Persoonlijk | Gelijkwaardig | Betrokken | Vertrouwd

Waarom is mijn kind zo boos?

Lars was 2,5 jaar toen Angela merkte dat er iets met hem aan de hand was. Hij was regelmatig ontzettend boos. Eerst dacht ze nog dat zijn gedrag bij de leeftijd hoorde, alle peuters ontdekken toch hun grenzen? En dat daar driftbuien of boosheid bij horen, dat was haar bekend. Toch voelde ze dat het anders was, ook door haar ervaring met peuters op het werk. Dit was geen normaal peutergedrag. En het ging ook niet over toen Lars de peuterleeftijd voorbij was.

Ze vertelt: ‘ons zoontje Lars was een gevoelig jongetje, hij was erg snel overprikkeld. Soms was hij zo overprikkeld dat ik hem niet meer kon bereiken. Er ontstond kortsluiting en dan kwam er een soort vuur in zijn ogen. Uit het niets werd hij ontzettend boos. Niet gewoon boos, maar woedend. En dat ging gepaard met schreeuwen, slaan en schoppen.

Op die momenten kon ik hem niet bereiken. Nabijheid zoeken werkte alleen maar averechts’.

Ik voelde me machteloos

Ze gaat verder: ‘hij wilde niet dat ik op die momenten dichterbij kwam en dat maakte me zo machteloos. Ik zag dat hij me nodig had, maar ik kon en mocht niets doen. Soms was hij zo agressief dat ik er bang van werd.

Ik ging aan mezelf twijfelen, wat doe ik toch fout?

Ik werk met kinderen en daar lukt het me wel! Waarom lukt het me niet om mijn eigen kind te kalmeren? Waarom ben ik soms bang voor mijn eigen kind? Want ja, ik was af en toe echt bang voor hem. Hij werd ook steeds sterker. Ik heb hem een keer in zijn kamer opgesloten en ben zelf voor de deur gaan zitten. Omdat ik bang was en niet meer wist te doen. Daarna voelde ik me vreselijk’.

Ze vervolgt: ‘gelukkig liet hij dit gedrag alleen thuis zien en niet op school of op het kinderdagverblijf.  Maar eigenlijk was ik daar helemaal niet blij mee, want dan moet het toch wel aan mij liggen? Wat doe ik fout dat ik hem niet kan kalmeren of dat hij zo extreem boos wordt?’

Ze vertelt dat ze zich ontzettend eenzaam heeft gevoeld in die tijd. ‘Het gedrag was soms zó heftig! Naast dat ik er soms bang van werd, triggerde het slaan en schoppen me.

Het is voorgekomen dat ik zó wanhopig werd, dat ik zelf ook een waas voor mijn ogen kreeg. Dat ik hem steviger vastpakte dan ik eigenlijk wilde. En direct daarna voelde ik me dan ontzettend schuldig. Ik wilde mijn kind geen pijn doen! Ik wil niet dat hij mij zó raakt dat ik mezelf niet meer in de hand heb’.

Wat nou als anderen mij een slechte moeder vinden?

De situatie bespreken met anderen durfde ze niet. Ook niet met het consultatiebureau. ‘Ik was veel te bang dat ze hem in een hokje zouden plaatsen’ of erger misschien nog wel: ‘dat ze zouden denken dat ik een slechte moeder was en dat het aan mij lag.’

Dat kon ze er echt niet bij hebben. ‘Ik vond mezelf namelijk al vaak genoeg een slechte moeder’. De enige die er van wist was haar man. Ook bij hem kwam het wel voor dat Lars kortsluiting kreeg, maar vertelt Angela: ‘dat was vaak minder heftig dan bij mij’.

Ze was ontzettend bang voor het oordeel van anderen. Wat moesten ze wel niet van haar denken?

Nog steeds raakt het haar als ze vertelt over die periode. Over de eenzaamheid, de lange dagen, de angst en het verdriet. Maar ook over hoe ze zichzelf nog steeds verwijt dat ze zich niet beter in de hand had.

Hoe was jouw kindertijd?

We praten over haar eigen ervaringen als kind. Hoe was het vroeger thuis en welke plek had boosheid daar? Ze vertelt dat ze weinig herinneringen heeft aan hoe ze was als kind. Ze zegt: ‘volgens mijn ouders was ik een voorbeeldig kind’.

Als ik nog wat verder doorvraag vertelt ze: ‘mijn vader is wel iemand die regelmatig boos was of de confrontatie aanging met anderen. Ik vond dat vreselijk en probeerde mijn vader dan tot de orde te roepen. ‘Pap! Laat het gaan’. Ik voelde me daar verantwoordelijk voor. Ik hou niet van ruzie’.

‘Mijn moeder was niet vaak boos, toch had ze op veel dingen wel wat aan te merken. Ik hoorde haar vaak zuchten of ze reageerde geïrriteerd op dingen die ik vertelde. Ik heb me als kind ook eigenlijk nooit afgezet tegen mijn ouders, nooit echt gepuberd. En nog steeds heb ik regelmatig het gevoel dat ik mijn keuzes richting mijn ouders moet verdedigen of verantwoorden’.

Verdrietig vertelt ze dat haar vader ook een zware jeugd heeft gehad. ‘Ik had het hem zo anders gegund’.

Omgaan met je eigen boosheid

Ze neemt het zichzelf kwalijk dat ze als jonge moeder zo wanhopig was, dat ze niet altijd goed heeft gehandeld. Ze voelt nog heel regelmatig de gevolgen van toen op haar dagelijks leven. En nog steeds wordt ze wel eens getriggerd door het gedrag van Lars. Ook al is hij inmiddels bijna 12 jaar en zijn de woede-uitbarstingen flink minder geworden.

Angela heeft niet geleerd om op een gezonde manier met haar boosheid om te gaan. Als kind is ze zich gaan aanpassen aan wat anderen van haar verwachten. Haar kernovertuiging: ‘als je maar gewoon doet en doet wat anderen van je verwachten, vinden ze je vanzelf aardig’.

Ze merkt dat dit ook iets is wat ze soms (onbewust) aan haar kinderen meegeeft. Dat ze graag wil dat ze opgroeien als sociale en betrokken mensen, maar dat ze daarin soms ook wel veel van ze vraagt, terwijl het nog kinderen zijn: ‘Gedraag je als we naar opa en oma gaan’ of ‘maak niet zoveel ruzie met je broer, wees blij dat jullie elkaar hebben’. Terwijl ze ook weet en beseft dat het voor kinderen belangrijk is om boos te mogen zijn, even niet zo lekker in je vel te zitten en om ruzie te maken.

Ze vertelt dat ze zelf nog regelmatig wordt overmand door haar eigen boosheid en irritatie: ‘het is zo’n spook dat uit het niets komt. Maar ik wil het niet, ik wil er vanaf. Ik wil niet dat ik mijn kinderen dit weer meegeef’.

De angst die ze voelt (voelde) voor de boosheid van haar zoon, is eigenlijk ook de angst voor haar eigen boosheid. Of zelfs voor de boosheid van haar vader, de verborgen boosheid in haar familiesysteem. Het heeft haar het gevoel gegeven dat ze verantwoordelijk is voor een goede sfeer, voor rust en harmonie, zodat iedereen erbij blijft horen en niemand weggaat.

​​​​​​​Boosheid omarmen

Ik vertel haar dat het belangrijk is om de boosheid er juist wel te laten zijn. Want hoe harder je wilt dat het er niet is, hoe harder jouw boosheid gaat roepen. En hoe meer het eruit komt op momenten dat het niet handig is (bijvoorbeeld in een ruzie met je kind).  

Wel eens geprobeerd om een bal onder water te houden? Zo werkt het ook met boosheid. Als je op een gezonde manier leert om jouw emmer te legen en om je eigen boosheid er te laten zijn, geef je je kinderen dat ook als voorbeeld. Ze leren dat het er mag zijn en dat het ook weer weggaat.

Deze moeder wil het zo graag anders doen dan haar eigen ouders. Ze wil haar kinderen behoeden voor pijn en verdriet. En daar werkt ze hard aan. Haar ouders hebben gedaan wat zij binnen hun mogelijkheden konden, maar dat betekent niet dat dat altijd voldoende was voor wat Angela nodig had.

Sommige patronen binnen families gaan ver terug. Boosheid die al generaties in een familie zit, maar die niet geuit kon worden, kan daardoor als een onzichtbaar spook aanwezig zijn. En dat terwijl de oorzaak van de boosheid misschien allang niet meer duidelijk is. 

Contact

Herken jij je in het verhaal van Angela? Of wil je reageren op haar verhaal? 

Ben je benieuwd naar de boodschap onder het gedrag van jouw kind?

Of heb je de behoefte om je verhaal te doen? Neem gerust contact op.